‘De Randen’ van Angelo Tijssens: wanhopige zoektocht naar genegenheid
In uitgebeend proza vertelt Angelo Tijssens het verhaal van de moeizame zoektocht van een volwassen gay man naar een sprankel liefde en genegenheid.
Wie de films Girl
of Close van Lukas Dhont heeft gezien, of al eens een theatervoorstelling bijwoonde van het collectief Ontroerend Goed, kon al kennis maken met het verteltalent van de Vlaming Angelo Tijssens (°1986). Na film (als coscenarist) en theater voegt Tijssens nu een nieuwe vertelvorm toe aan zijn repertoire: de roman. Al twijfelt zijn debuut De Randen misschien nog wat tussen een novelle en een roman, gezien de beperkte omvang en de focus op één gebeurtenis en één hoofdpersonage.
© Nick Mattan
Het verhaal van De Randen is dan ook betrekkelijk eenvoudig. Een man reist na de dood van zijn moeder terug naar de plek waar hij is opgegroeid, op zoek naar een oude jeugdliefde. Hun vernieuwde ontmoeting roept allerlei herinneringen op, aan een moeilijke jeugd, met een tirannieke, door alcohol verziekte moeder, en de langzame ontdekking van zijn seksuele aard.
Het is duidelijk dat er weinig liefde is in het leven van deze man, vroeger niet, en nu ook niet. Zijn eerste kennismaking met gay mensen is met “de broers” die naast hem en zijn moeder wonen, tot zij ontdekt dat de mannen helemaal geen broers zijn, maar “homo’s”, een scheldwoord tussen de vele andere. Hij begrijpt dat dat iets vies is, fout, en de kleurrijke kralen die hij van hen kreeg worden terug over de haag gegooid, al kan hij er één redden uit de klauwen van zijn briesende moeder. Op school wordt de jongen ondertussen een sociaal geval genoemd.
Geluk, of ongeluk, dat is iets van op tv, voor in soaps. Het echte leven, dat is een oefening in achterlaten
Zijn eerste ervaringen met seks zijn al even liefdeloos en troosteloos als de vernederingen die hij van zijn moeder moet ondergaan. In de kleedhokjes van het zwembad wordt er afgetrokken en gepijpt, met een leeftijdsgenoot en “de buik”, een oudere man. Hij herkent hem later als de verkoper in een snackbar, al deed de geur van “de buik” hem al het een en ander vermoeden.
Eén keer leek het goed te gaan, leek er iets van liefde mee gemoeid. Maar ook dat kwam snel aan een einde, want geluk, of ongeluk, dat is iets van op tv, voor in soaps. Het echte leven, dat is een oefening in achterlaten. Maar toch fietst onze verteller zoveel jaren later door de gutsende regen naar deze oude liefde, op zoek naar wat genegenheid, een onsje warmte, een sprankeltje liefde. Of misschien naar wat hij bij hem heeft achtergelaten.
Na het eerste, ijzige ongemak warmen de twee mannen geduldig op. De verteller geeft zich langzaam maar zeker een beetje bloot, vertelt de verhalen die hij nooit eerder heeft verteld, want “niet praten over littekens is een tweede natuur geworden.” Nu laat hij zijn littekens strelen, kussen zelfs, en het voelt als thuis.
Maar de herinneringen vertroebelen de hereniging. Onze verteller heeft ontelbare mannen gehad, voor zijn jeugdliefde is het bij die ene keer gebleven. Toen, na die eerste keer, was hun breuk onvermijdelijk. Maar nu is er de twijfel. Het ongemak, het onvermogen om echt te communiceren, om uit te spreken wat ze voor elkaar voelen, druipt van de pagina’s. Wat wisten ze toen? Wat weten ze nu? Hoe erg zijn ze veranderd? Hoe vreselijk hetzelfde gebleven? Hoe hebben de omzwervingen van de mannen hun leven een andere richting opgestuurd?
Het ongemak, het onvermogen om echt te communiceren, druipt van de pagina’s
Veel meer dan het verhaal op zich zijn het de stijl en de taal die dit debuut opmerkelijk maken. Tijssens hanteert een zuinige taal, vol korte zinnen en eenvoudige woorden. Vaak staat er meer niet dan wel, hij laat erg veel aan de verbeelding van de lezer over, die zo zijn eigen, extra verhaal kan verzinnen rond de bouwstenen die hij krijgt aangereikt.
Tijssens noemt geen namen, geen stad, geen tijd, al het overbodige is weggestript tot alleen de noodzakelijke essentie overblijft. We leren geen uiterlijkheden kennen, behalve het feit dat de verteller ooit zijn lange haren afschoor, omdat hij niet langer als “juffrouw” wenste aangesproken te worden door onopmerkzame conducteurs.
Dit is uitgebeend proza zoals je het zelden tegenkomt in de Nederlandstalige literatuur, proza dat bij momenten aan de kortverhalen van Raymond Carver doet denken. Het principe show, don’t tell
wordt hier tot in de uiterste consequentie doorgevoerd. Er is geen duiding, geen context. Daardoor is het ook bezwerend en mysterieus, meeslepend en pakkend, soms poëtisch, vaak erg rauw.
Als debuut is deze korte roman veelbelovend, op amper iets meer dan honderd bladzijden (er is geen paginanummering, wat een tikkeltje pretentieus overkomt, alsof zelfs dat zou afleiden) kan Tijssens de spanning van zijn kale proza perfect vasthouden. Benieuwd of hem dat ook op de langere afstand lukt. En indien niet, dan hebben we er misschien een uitstekende schrijver van kortverhalen bij. Die zijn altijd welkom in het ruime huis der Letteren.
Angelo Tijssens, De Randen. Borgerhoff & Lamberigts, 2022.